Nederlandse zeehavens
De Nederlandse zeehavens vervullen een belangrijke functie in de Nederlandse economie. Het zeehavenbeleid is gericht op het bevorderen van zodanige omstandigheden dat de Nederlandse zeehavens en de aldaar gevestigde en daarop gerichte activiteiten optimaal bijdragen aan de gewenste nationale en regionale sociaaleconomische ontwikkeling en de versterking van de Nederlandse economische structuur. Dit dient ertoe te leiden dat de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens zo mogelijk wordt versterkt, maar tenminste wordt behouden.
Onze zeehavens hebben goede achterlandverbindingen, modern toegeruste logistieke dienstverleners en een sterke luchthaven waardoor een hoge transportefficiency wordt behaald. De zeehavens vormen een schakel in de keten tussen de wereldwijde economie (productie en consumptie) en de Nederlandse en Europese consumenten en producenten. Niet alleen de importerende consument, maar ook de exporterende producent van bijvoorbeeld bier en landbouwproducten danken hun welvaart mede aan een optimaal functionerende Zeehavennetwerk Nederland.
De Nederlandse zeehavens vallen in principe onder de gemeentelijke autoriteiten, zoals
de Haven Amsterdam (gemeentelijke tak van dienst; ontwikkelt, exploiteert en beheert namens de gemeente de Amsterdamse haven; hoofddoel: het stimuleren van de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid in de gehele havenregio)
en
het Havenbedrijf Rotterdam (de gemeente Rotterdam bezit het merendeel van de aandelen; het Havenbedrijf is de regisseur, autoriteit en dienstverlener van de Rotterdamse haven; het stimuleert bedrijvigheid in de haven, verhuurt haventerreinen en zorgt voor orde en veiligheid op het water).
Het is mogelijk dat gemeentelijke overheden de verantwoordelijkheid voor hun havens opdragen aan gemeenschappelijke regelingen (havenschappen), zoals
Groningen Seaports (deelnemers: de provincie Groningen en de gemeenten Delfzijl en Eemsmond; dit schap beheert de haven van Delfzijl en de Eemshaven),
Havenschap Moerdijk (deelnemers: de provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk), en
Zeeland Seaports (deelnemers: de provincie Zeeland en de gemeenten Vlissingen, Borsele en Terneuzen; dit schap beheert de havens van Vlissingen, Vlissingen-Oost (‘het Sloe-gebied’), de Braakmanhaven en de havens langs het Nederlandse deel van het Kanaal Gent-Terneuzen).
De havenfaciliteiten buiten de sluizen te IJmuiden worden geëxploiteerd door twee private ondernemingen. Zeehaven IJmuiden N.V. (meerderheid van aandelen in handen van het particuliere bedrijfsleven; de provincie Noord Holland en de gemeente Velsen hebben een minderheidsbelang) is verantwoordelijk voor de havenbekkens ten zuiden van het sluizencomplex. De kaden noordelijk van deze sluizen zijn deel van Corus. Zowel Corus als de gemeente Velsen beschikken over havenfaciliteiten langs het Noordzeekanaal.
De havenautoriteiten bieden havenbekkens en -kades voor zee- en binnenvaart alsook industriegebieden in de directe omgeving van deze havenbekkens. De investerings- en beheerskosten worden gedekt door inkomsten uit havengeld en verhuur of verkoop van terreinen. De staat is in beginsel verantwoordelijk (en betaalt) voor het infrastructuurnetwerk: maritieme toegangswegen, binnenvaarwegen, wegen en spoorwegen. Vaak echter betalen de havenautoriteiten zelf voor de verbetering van de maritieme toegangswegen en voor de extra onderhoudskosten. Overeenkomstig de Acte van Mannheim is geen vergoeding verschuldigd voor het gebruik van de vaarwegen in de Rijnstroomgebied.
De supratructuur op de bedrijfsterreinen is voor rekening van de betrokken bedrijven. Het zijn deze bedrijven die in de Nederlandse zeehavens met eigen personeel en middelen tegen commerciële voorwaarden instaan voor activiteiten als beloodsing, slepen, los- en vastmaken, lossen, laden en opslag alsmede de industriële bewerking van goederen en de ontvangst van passagiers.